menu

ANTW2023

Cognitieve fenomenologie En Neurofysiologie 

Cognitieve fenomenologie En Neurofysiologie

Je denken kun je ervaren maar niet observeren, stellen zowel Brentano en Steiner als laatstelijk Montague. Rechtstreekse introspectie is onmogelijk. Maar Steiner geeft aan dat je wel het herinneringsspoor ervan kunt observeren (Steiner, 2003). Houd je in alle rust je aandacht op dit denkspoor gericht dan gaat het zich ontvouwen, als bij het eidetische geheugen van een kind. Terwijl je intentionaliteit steeds verder ‘naar achter in je bewustzijn’ verschuift, wordt je denkspoor ‘opgerekt’ als onder een tijdloupe en krijgt beeldkarakter. Geleidelijk aan worden de continue denkbewegingen achter ons discrete stap-voor-stap denken observeerbaar. Elementen daarvan konden we presenteren tijdens de SoPha conferentie Le Continu et le Discret (Louvain la Neuve, 2018), en later bij Too Mad To Be True (The Philosophy Of Madness and The Madness Of Philosophy, Gent 2021).

Iets is al uitgewerkt in mijn artikel in het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte (ANTW) van oktober 2020. Daar werden twee ‘denkexperimenten’ beschreven uit een hele reeks, die gezamenlijk tot het sterke vermoeden leidden dat alle volledige denkprocessen zich in zeven fasen voltrekken. Ze doorlopen, afdalend en weer opstijgend, vier belevingsniveaus, strata of experience zoals hoogleraar psychiatrie Claire Petitmengin ze benoemt (2007). Hier worden nog twee experimenten beschreven die dit illustreren. Een belangrijke parallel van deze structuur in denkprocessen is te vinden in recent neurofysiologisch onderzoek. Ook daarin zijn die zeven fasen en de viergelaagdheid terug te vinden. Hetzelfde is het geval, in de sociologie en de psychologie, in de geexternaliseerde vorm van Theory U.

Niet dat dat noodzakelijk is om daarmee de gevolgde fenomenologische methode aannemelijk te maken, de overtuigingskracht daarvan berust in zichzelf. Maar het is wel gewenst voor het maatschappelijk debat, bijvoorbeeld over de vrije wil.

Om onafhankelijk van het voorgaande artikel de methode van het observeren van het denken wakker te roepen volgen nu in het kort enkele oefeningen daarvoor.

De eerste is een projectief meetkundige bewerking. Stel je een volledige driehoek voor, dus met zijden die tot in het oneindige verlopen. Laat nu de top van de driehoek, het snijpunt van de beide opstaande zijden, naar en door het oneindige gaan.

De makkelijke manier is door in gedachten de zijden opzij te draaien. Dan worden ze uiteindelijk parallel en wijken bovenaan uiteen, om beneden juist weer een snijpunt te vormen. Merk op dat, als je binnen en buiten verschillende kleuren hebt gegeven, dat na een volledige doorgang de kleuren binnenste-buiten zijn gekeerd. Je moet dus twee keer door het oneindige gaan om de oorspronkelijke situatie te herstellen.

De moeilijke manier is om te proberen de top omhoog te blijven volgen. Bij het voorafgaande rotatieproces kon je de opstaande zijden gelijkmatig, eenparig draaien. Maar als je de beweging van de top zelf volgt is die lineair en eenparig versneld. Die snelheid groeit uit tot oneindig en is niet meer met je bewustzijn te volgen. Mensen ervaren die onmacht heel individueel, de lijnen kunnen gaan waggelen of worden vaag, iemand voelt ‘iets knappen in zijn hoofd’. Je kunt alleen nog heel exact denken dat de top daarboven verdwijnt en dat diezelfde top beneden verschijnt. Zo beschrijft de projectieve meetkunde dat in zijn aanschouwelijke vorm.

We hebben hier het begrip driehoek actief gedynamiseerd. In het vorige artikel hebben we kunnen zien hoe het begrip GROOT bij geduldige observatie uit zichzelf die dynamisering voltrekt. De verschijningsvorm in ons bewustzijn gaat uit zichzelf door verwante metamorfosen als toen we de driehoek vervormden. Het begrip GROOT wordt GROTER, schiet boven lichtend door het oneindige en komt beneden diepdonker als een zwarte punt terug en kleed zich in het woord KLEIN.

Bij deze en talloze andere voorbeelden wordt duidelijk dat onze denkprocessen doortrokken zijn door de wetmatigheden van de projectieve meetkunde. Het zal voor veel mensen verrassend zijn dat ook de natuurwetenschap daarvan doortrokken is. Bij mijn vertaling van zijn The Tao of Physics in 1983 vertelde Fritjof Capra daarover het volgende: Paul Dirac ontwikkelde de Dirac-notatie van de kwantummechanica vanuit de (continue, aanschouwelijke) projectieve meetkunde. Voor zijn tijdgenoten, die daarin minder thuis waren, vertaalde hij dat stelselmatig in de (bijna) equivalente vorm van de (discrete, beeldloze) lineaire algebra (zie ook Farmelo, 2005).

Hoe universeel zijn zulke polaire metamorfosen bij de zelf-dynamisering van begrippen? Tja, hoeveel voorbeelden moet je daarvoor aandragen? Kijk eens naar de volgende twee verwante begrippen. VER ontwikkelt een beeld van een lineaire verwijdering die over de horizon verdwijnt en achter het hoofd terugkomt als het ruimtelijke woord DICHTBIJ. Het begrip VERTE stokt bij de horizon en beweegt daar heen en weer, dan ontstaat achter het hoofd een in de tegengestelde richting heen en weer gaande beweging met het meer ‘koesterende’ woord NABIJHEID.

Samenvattend leiden zulke observaties tot een beeld van ons bewustzijn dat vier-gelaagd is. Het merendeel van onze denk-acts doorloopt die in zeven fases.

Terwijl dit beeld maar moeilijk ingang vindt in de cognitieve fenomenologie, wordt het al lang in een geexternaliseerde vorm toegepast in de sociologie en psychologie in Theory U. Bij die methode worden de zeven fasen ‘uitgevouwen’, elk ervan wordt in een groepsproces een voor een zorgvuldig in het bewustzijn geheven. In de eerste fase wordt een probleem geformuleerd of een vraag gesteld. Daarna wordt die in drie fasen naar het creatieve onbewuste gevoerd. Om daarna hopelijk met een creatieve inval in drie fasen op te stijgen en in praktijk gebracht te worden. Terwijl dit sociale proces uren kan duren, doorloopt je denken verwante fasen in een flits, door de snelheid ervan meestal onopgemerkt.

Sensorisch-fenomenologen houden vast aan de eerste laag, beperken zich daartoe. Cognitief-fenomenologen gaan een stap verder en onderzoeken overgangen naar andere lagen. Met het observeren van het denken proberen we de grenzen van zulk onderzoek verder op te rekken. En ook het steeds gedetailleerder neurofysiologisch onderzoek maakt elementen zichtbaar van de hier beschreven gelaagdheid en fasering van onze denkprocessen.

Een eerste globale vermoeden daarvan is al in het befaamde experiment van Libet te bespeuren. Hij vroeg mensen om, zonder voorbedachten rade, spontaan een knop in te drukken. De statistisch gemiddelden van het EEG lieten zien, dat al 500 millisec voor de handeling een actiebereidheidspotentiaal optrad.

Wijd en zijd werd dit beschouwd als een ‘bewijs’ dat de vrije wil niet bestaat; immers, het lichaam initieert de impuls tot beweging.

Er zijn talloze redenen waarom deze ‘conclusie’ vooralsnog ongegrond is.

In de eerste plaats is daar het onderzoek dat wijst op de statistische middeling; die maakt een causale koppeling zoals ‘dit is de oorzaak van dat’ onmogelijk (Radder, Meyning, 2011).

In de tweede plaats bestrijdt Libet zelf die gevolgtrekking. Hij stelt dat er zich van 300 tot 400 millisec een window of opportunity opent, waarin de proefpersoon kan besluiten de handelingsimpuls niet ten uitvoer te brengen, kan veto-en.

In de derde plaats is er de verhelderende overweging ( zie de URL) dat we het begrip ‘vrije wil’ taalkundig verkeerd interpreteren. ‘Vrije’ is geen bijvoeglijk naamwoord van ‘wil’ Er is sprake van twee tegengestelde processen, een ‘vrije’ overweging van alternatieven gevolgd door de ‘onvrij makende’ keuze voor een bepaalde handeling, die alle andere handelingen uitsluit.

Interessant genoeg is er ook een neuro-fysiologische substantie, acetylcholine, die zowel met de aandacht, het geheugen als de spiercontractie co-actief is (dat wil niet automatisch zeggen ‘veroorzaakt’), en daarmee de kloof tussen ‘vrij’ en ‘onvrij’ lijkt te overbruggen

Laten we hiermee kijken naar een vaak verzwegen aspect van Libet’s experiment. Er zijn namelijk ‘rebellen’ die toch een bewuste beslissing nemen. Maar daarbij treedt de actiebereidheidspotentiaal al 1000 millisec voor de handeling op. Uit de voorafgaande overwegingen doemt een mogelijke verklaring op: de ‘vrije’ overweging speelt zich 500 millisec af tijdens het afdalen door de drie niveaus tot in de diepste laag, de daarop volgende ‘onvrije’ handelingsimpuls tijdens het ook in 500 millisec opstijgen door die zelfde drie niveaus. Over de betekenis van de 300 tot 400 millisec tijdens het window of opportunity meer bij het volgende experiment.

Miranda van Turenhout heeft een fijn-gestructureerd onderzoek gedaan naar de hersenactiviteit tijdens het spreken. Nu verlopen veel van onze denkprocessen in taal, niet zo verwonderlijk dat ook taal als vier-gelaagd beschreven wordt. De gelijkenis is aanzienlijk, Fonemen (sensorische laag 1), Morfemen (denkbewegingen en denkvormen laag 2), Syntax (transformatie laag 3), Semantiek (betekenislaag 4). Wat voor ons hier belangrijk is, haar experiment toont aan dat als zij proefpersonen verwante plaatjes laat zien, na 370 millisec het syntactisch geslacht bewust wordt, en na 410 millisec de fonologische informatie. De ‘diepere’ laag 3) wordt dus eerder bewust dan de ‘oppervlakte’ laag 1) (of misschien wel 2)!).

Er zijn hier talloze aspecten die om nader onderzoek vragen. We moeten ons bijvoorbeeld realiseren, dat het experiment van Libet een handelings-experiment is, dat van Van Turenhout een cognitief experiment. Die zijn gespiegeld in het denkproces, en het wonderlijke is dat het overgangsgebied van die 370 en 410 millisec bij Van Turenhout zich ook spiegelt in het window of opportunity bij Libet.

De beperkingen van zo’n kort artikel laten zich voelen, maar tot slot nog dit. Verdere verfijningen van deze onderzoeken dienen zich recentelijk aan bij Claire Petitmengin (Petitmengin 2013). Die verfijning is er enerzijds in het fenomenologisch proces door het ‘doorvragen’, met steeds nieuwe variaties van vraagstelling ongeobserveerde elementen van het bewustzijn van de proefpersoon ‘omhoog halen’. Niet verwonderlijk dat er (sterke) overeenkomsten zijn met de resultaten van het observeren van het denken zoals hierboven beschreven. Bijvoorbeeld, ook haar proefpersonen zeggen dat bij voortgaande concentratie hun bewustzijn zich verplaatst naar ‘achter in mijn hoofd’. Die verfijning is er ook in het hersenonderzoek, doordat zij elektrodes in de hersenen implanteert. Daarmee wordt de statistisch middeling omzeild, en wordt temporeel en lokaal een veel grotere precisie bereikt.

Al deze beschouwingen geven elkaar wederzijdse ondersteuning voor de opvatting, dat onze denkprocessen vier-gelaagd zijn en (meestal) in zeven fasen worden doorlopen. Met de nodige inspanning kunnen we dat stapsgewijs observeerbaar maken.

Farmelo, Graham (2005) Dirac’s hidden geometry. Nature 437, 323.

Petitmengin, Claire (2007) Towards the Source of Thoughts: The Gestural and Transmodal Dimension of Lived Experience, Journal of Consciousness Studies 14(3), pp. 54-82.

Petitmengin, Clare (2013) Microcognitive science: bridging experiential and neuronal microdynamics, Frontiers in Human Neuroscience,

Radder, Hans & Meynen, Gerben (2011): Does the Brain Initiate Free Willed Processes (PNAS, 2011).

Steiner, R. (2003) De filosofie van de vrijheid. Hoofdlijnen van een moderne visie op mens en wereld : observaties in de ziel volgens de methode van de natuurwetenschap. Zeist, Vrij Geestesleven. Originele uitgave 1894

https://www.informationphilosopher.com/freedom/libet­_experiments.html

Over de auteur

Willem Daub, BaSc, MA Filosofie van de Exacte Wetenschappen VU Amsterdam Marga Klompestraat 15 1862DC BERGEN 06-44038905

Cursussen in Finland, OekraÏne, Wales, Schotland, Zwitserland, en, op verzoek, door het hele land; weinig directief gesprek, veel waarnemings- en denkoefeningen, raadsels, projectieve meetkunde.

© Willem Daub 2024